Inwoners van Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude, medeburgers
Het valt voor middenstanders niet mee om mee te groeien met de sterk veranderende omgeving waarin je al jaren je brood verdient. Vandaag besteedt Alphen.CC veel aandacht aan de problemen die hierdoor zijn ontstaan aan de Hooftstraat, de aloude winkelstraat van het voormalige dorp Oudshoorn.
Met de onnodige afsluiting van de Oudshoornseweg lijkt de gemeente Alphen aan den Rijn de nog aanwezige bedrijvigheid de doodsteek te hebben toegebracht. Helaas voor deze ondernemers bleek vorige week de gemeenteraad in overgrote meerderheid niet bereid die afsluiting geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken, en misschien is dat ook wel beter zo. De schade is immers toch al toegebracht.
Maar is die afsluiting nou de bron van alle ellende? Was dat maar waar!
Medeburgers, een oeroude economenwijsheid stelt dat je beter een markt kunt hebben dan een fabriek, ofwel, het is belangrijker klanten te hebben dan een winkel. Zonder klanten heeft immers een winkel weinig zin! Nou, dat klinkt de medeburgers uit de omringende dorpen wel heel bekend in de oren, vrees ik. Doordat de vanzelfsprekendheid van het kopen bij de winkel uit de buurt verdween, zijn heel veel winkels verdwenen. Aarlanderveen heeft geen supermarkt meer, Zwammerdam nog net wel en Koudekerk heeft het geluk dat daar nog net op tijd alle winkels bij elkaar in een winkelcentrum zijn gaan zitten. De noodzaak van een compact winkelcentrum heeft daar ertoe geleid dat de dorpelingen nog in eigen dorp boodschappen kunnen doen, en hetzelfde is het geval in Boskoop en Hazerswoude dorp. Het kost een paar centen, maar…. Helaas is een soortgelijke operatie in Hazerswoude Rijndijk niet doorgegaan, en dat zal zeker daar voor veel winkeliers nog wel tot problemen leiden.
Die boodschap door veel Alphense winkeliers niet begrepen. Nog altijd zien we winkels zitten op plaatsen waar ze weinig functie hebben. En dat is in het bijzonder het geval in de Hooftstraat, waarvan die oude winkelstraat, op een klein stukje na, geen onderdeel van de Stadshart plannen vormt. Nou kun je hoog en laag springen, maar dat plan betekent wel dat je als winkelier moet verkassen, en dat je als verhuurder van panden een andere bestemming voor je pand moet zoeken. Verkassen, inderdaad, óf naar duurdere vierkante meters in dat nieuwe centrum, óf naar de wijk- en buurtcentra in andere delen van de stad. Dat geldt overigens ook voor de uitlopers van de andere ‘uitloopstraten van dat centrum, zoals de Raadhuisstraat en de Julianastraat. Voor echte bestemmingswinkels, met een uniek aanbod en een grote, vaste klantenkring (Van der Louw) gaat het nog wel even, voor familiebedrijven in een eigen pand (Van der Schilden) ook nog wel, maar op den duur is er voor winkels voorbij het pand van restaurant ‘De Gelaarsde Kat’ geen toekomst meer.
Dat betekent natuurlijk allerminst dat de gemeente ze dan maar met onvriendelijke middelen mag wegjagen, maar wel dat het geen zin heeft in de betrokken winkels te investeren. Het is dan ook niet meer dan ‘normaal’ dat die gemeente zoekt naar een verbindingsweg, nu het steeds duidelijker wordt dat de bouwput van het Thorbeckeplein de klantenstroom vanuit het Stadshart effectief gaat afsluiten. Ook voor de ‘blijvertjes’ in het eerste deel van die Hooftstraat worden het beslist een aantal magere jaren. We wilden graag een echte stad worden, dat streven wordt door Alphenaren, als we naar de laatste vier verkiezingen kijken, in meerderheid gesteund, en dit is de prijs die de betrokken ondernemers ervoor moeten betalen. Die boodschap, vanuit mijn vakgebied zo eenvoudig te formuleren, is hard, dat realiseer ik me. Maar die is niet anders dan ik indertijd mijn vader bracht, die dat overigens ook niet wilde geloven, Oók hij hechtte veel te veel waarde aan zijn ‘vaste klanten’.
Het is natuurlijk ook wat, medeburgers. Tenslotte ben ikzelf geboren in de ruimte die een verre voorvader 200 jaar geleden als slachterij bouwde (voor alle duidelijkheid, mijn grootvader bouwde al veel eerder een nieuwe winkel met slachtruimte) en ik begrijp best dat het een probleem is zo’n gebouw, met de hele familiegeschiedenis eraan vast, te moeten verlaten. Maar hij had het toch moeten doen, zoals ook de winkeliers aan de Hooftstraat hun ‘stek’ moeten verlaten omdat ze hun klantenkring in een snel tempo kwijtraken. Je overleeft veel, maar dát nou juist niet!
Gelukkig zie ik ook nieuwe initiatieven opbloeien, die een betere plek verdienen. Met name ‘Hoge Ogen’ is een winkel die zó uit mijn boek ‘Marketing voor Retailers’ kon zijn weggelopen. Een typische ‘microstore’ die, in een klein pand in het centrum, of als onderdeel van een té grote winkelruimte van een andere winkel, veel gemakkelijker aan nieuwe klanten, en aan regionale bekendheid, zou komen. Tegen een hogere prijs, dát wel, maar een lage huurprijs kan voor een winkelier heel duur uitvallen!
Kortom, voor de winkels daar is op termijn geen plaats meer, de betrokken winkeliers moeten één dezer dagen verkassen of ze verkommeren.
Zoals eerder gezegd, medeburgers, de prijs van de vooruitgang!