Tag Archives: winkelcentra

Opruimen, die oude panden!

27 jul

Verloedering
In de voorgaande aflevering heb ik met name de reële concurrentiepositie van ons Stadshart in onze regio voor u geschetst, met als boodschap dat de mogelijkheden van dat Alphense Stadshart nogal beperkt zijn. In feite kunnen we de ‘koopkrachttoevloeing’ vanuit de regio, die in elke gemeentelijke nota opduikt, al bij voorbaat vergeten. De Alphense winkeliers kunnen zich beter beperken het eigen dorp, de eigen buurt en de eigen wijk. En de winkeliers in het Alphense Stadshart tot, op z’n best, de inwoners van onze gemeente. Elke ambitie die daar buiten valt, heeft weinig grond en leidt alleen maar tot frustratie.
De conclusie uit dat blog is dan ook dat men moet kiezen: Of we maken er een écht aantrekkelijk, op mode en speciaalzaken gebaseerd, Stadshart voor de hele bevolking van, óf het krimpt tot niet meer dan een boodschappencentrum voor de centrumbewoners. In dat geval zullen veruit de meeste landelijke ketens ons ‘dorp’ verlaten en wordt ons Stadshart een spookstad!

Alle ballen op het dorp
Toen ik nét in Alphen woonde, was wijkcentrum De Ridderhof nog in aanbouw. Als kersverse Riddervelder bezocht je het noodwinkelcentrum, aan de overkant van de Bruinsslotsingel, en als ‘Echte Alphenaar’ kocht je je spullen in het ‘oude dorp’. Zo waren mensen en belangen mooi gescheiden. Het was dus logisch dat je op De Ridderhof een heel scala aan winkels had, zodat de Riddervelders voor eigenlijk alles in de eigen wijk terecht konden. Net zoals de ‘Alphenaren’ dat alles nog altijd in hun oude, vertrouwde, dorpshart konden kopen.
Die natuurlijke scheiding van winkels en winkelend publiek werd al snel gewijzigd, toen De Aarhof werd gebouwd, met o.a. een HEMA, een ‘Hij’&’Zij’ (later ‘We’), een Albert Heijn. Dat alles aangevuld met een heel palet aan plaatselijke winkeliers en een horecavestiging. Hetzelfde recept werd tien jaar gevolgd bij de bouw van De Herenhof, opnieuw een compleet aanbod, met ‘De Stad’ op de achterhand als je echt iets speciaals nodig had. En eigenlijk is die situatie nooit veranderd, niet voor de centrumbewoners, en ook niet voor de Riddervelders. Dit tot ongenoegen van de centrumwinkeliers die merken dat een groeiend aantal Alphenaren hun eigen Stadshart mijden. Want die winkeliers waren er al die jaren van groei van overtuigd geweest dat uiteindelijk alle ballen op het Stadshart gespeeld zouden worden en ze financieel binnen zouden lopen. Wel, dat is duidelijk niet het geval!
In de vijftiger jaren waren in de diverse stadsuitbreidingen winkelstrips gebouwd, Gouden Regenplantsoen, Irenelaan, Van Nesstraat en Lijsterlaan, duidelijk bedoeld voor de dagelijkse boodschappen. Helaas, in deze moderne tijd net zo nutteloos als de Koopzwam in Ridderveld was. Want zelfs de Van Nesstraat heeft zijn functie verloren na de bouw van De Baronie, en in wezen gebeurt hetzelfde met de Hooftstraat, waarin alleen de nog overgebleven winkeliers denken deel van ons Stadshart uit te maken.
Het beste wat er met deze versnipperde bewinkeling uit vroeger tijden kan gebeuren, is afbreken of herbestemmen. Verspreide bewinkeling heeft geen functie meer en kan geen rol spelen in, of zelfs naast, een modern en compact Stadshart. De Baronie had in de ogen van Jan Zeeman moeten uitgroeien tot een luxe concurrent van ons Stadshart, maar de werkelijkheid is, gelukkig, dat het niet meer is dan een boodschappencentrum voor de omwonenden. Ja, Jacqueline, zoals ik dat tien jaar geleden al schetste! Met de komst van een slagerij is het verder wel afgelopen met de uitbreiding.
Hierbij een schets van onze stad, én zijn winkelcentra, zoals ik deze 6 jaar geleden, ter lering en vermaak van onze gemeenteraadsleden, opstelde, en die, als voorbeeld van de verspreiding van verschillende types winkelcentra over een stad, ook in het boek ‘Marketing voor Retailers’ is opgenomen.

Featured image

Natuurlijk is De Baronie inmiddels gerealiseerd, en zijn er inderdaad vaste plannen voor ‘Traffic winkels’ bij het Station. De Ridderhof is feitelijk al gedegradeerd tot het buurtcentrum dat hier al is ingetekend. De Koopzwam is allang geen winkelcentrum meer.

Schuivende panelen
De functie van het Stadshart, en daarmee die van de omliggende winkelcentra, wijzigt, zoals ik al beschreef in het artikel “Half Winkelhart, beter Winkelhart” in vakblad Twinkle:
1. Het Stadshart van Alphen aan den Rijn heeft vanouds een functie als ‘Boodschappencentrum’ voor het hele dorp. Nu de stad is uitgegroeid tot ondorpse proporties, zien we dat deze functie voor de veel winkeliers, voor veel centrumbewoners én voor veel gemeenteraadsleden nog onverminderd bestaat. Maar ons Stadshart zou, met vooral veel modeaanbod en (super-) speciaalzaken in andere goederen, ondersteund door een ruim aanbod in horeca en cultuur, vooral de plaats moeten zijn waar ALLE Alphenaren graag winkelen en recreëren. De bestaande functie als boodschappencentrum, met wel DRIE supermarkten, o.a., voor de CENTRUMBEWONERS, blokkeert de ontwikkeling tot Stadshart voor ALLE Alphenaren. De Oude Rijn, met zijn bruggen, verergert dat alleen maar.
2. De wijk- en buurtcentra zijn de plaatsen waar de Alphenaar zijn DAGELIJKSE BOODSCHAPPEN doet. Maar Herenhof, Ridderhof en Baronie waren, zoals eerder al gesteld, vooral bedoeld als ‘Plaatsvervangend Stadhart’. We zien dat die aanvullende functie snel verdwijnt, en dat alle winkels die zich richten op andere dan de dagelijkse boodschappen, daar verdwijnen. Bij de Ridderhof is dat al het geval, in de Herenhof gaat dat ook gebeuren, voor de Baronie betekent dit dat de huidige leegstand permanent zal zijn, en de Atlas ontspringt de dans omdat die Atlas nooit méér is geweest dan zo’n boodschappencentrum!
Reclameman Dick Vos, enkele winkeliers én ondergetekende maakten nog geen jaar geleden een plan om het, half leegstaande, winkelcentrum De Ridderhof uit het slop te halen en, door een gezondheidscentrum in te bouwen, tegelijkertijd haar wijkfunctie te versterken. Helaas lijken de verhuurders in dit winkelcentrum alle tijd te nemen, moet de gemeente zelfs dreigende taal uiten en blijft dit plan, zoals alle plannen hiervoor, gewoon liggen. De klok tikt door, de klantenstroom stokt, en het einde nadert!

Featured image

Trouwens, ook de artsen in hun semi-permanente gebouw aan de Lupinesingel lijken rustig af te wachten tot dit gebouwtje vanzelf in elkaar stort.
3. In de dorpscentra om ons heen moet je het begrip ‘dagelijkse boodschappen’ wat oprekken, vooral vanwege de afstand in kilometers én cultuur, maar ook de inwoners van die dorpen zouden voor ‘recreatief winkelen’ in Alphen terecht moeten komen. Zo staat het in de plannen, maar zo werkt het helemaal niet. Juist omdat ons Stadshart, nét als hun eigen dorpshart, vooral dat boodschappencentrum is, gaan veel dorpsbewoners liever naar een echte grote stad. De vorige week liet ik u zien dat die in ruime mate voorhanden zijn. Om dezelfde reden mijden ook veel Alphenaren dat Stadshart.

De volgende stap?
Alphen aan den Rijn zit, zoals praktisch elke middelgrote stad, in de problemen met haar winkelcentra. Er staan al veel winkels leeg, twee dorpen, Aarlanderveen en Zwammerdam, hebben al geen winkelvoorziening meer, en voor Koudekerk geldt dat, nu een nieuw ‘boodschappencentrum’ buiten het dorp om voor mij onduidelijke redenen niet mag, het een kwestie van tijd is voordat ook daar de winkels verdwijnen.
Ik voorzie dat deze problemen, on invloed van allerlei nieuwe mogelijkheden via internet technieken, alleen maar groter worden. Dat geldt voor Alphen aan den Rijn zelf, het geldt ook voor de dorpen om ons heen. Het concept van “De Nieuwe Winkelier”, het onderwerp voor de komende week, wordt de standaard, moet dat wel worden, en dat betekent dat niet alleen de winkels, niet alleen de winkelcentra compacter en dus kleiner worden. Dat geldt ook voor het Alphense Stadshart, waar helaas velen nog dromen van uitbreiding.
Want wat niet verandert, gaat dood!

Advertentie

Stadshart van de Toekomst

22 feb

Stadshart geen harmonica!
De heren Van den Belt en Van Opstal van AD Alphen publiceerden op 21 februari een wel heel populistisch artikel over de centra van Alphen aan den Rijn, Gouda en Bodegraven.
Degenen die mijn blog ‘http://www.bricksenclicks.me’ lezen zullen snel zien dat de kopregel rechtstreeks is afgeleid uit “Winkelcentra zijn veel te groot” van 17 december 2012. Toen heb ik er nog op gewezen dat als winkels steeds groter worden, en de ruimte niet, dat gevolgen heeft voor zowel de huurprijs, als voor de diversiteit in winkels. Kortom, al die zo bejubelde ketens in onze stadscentra vernietigen de eigenheid daarvan, zorgen voor steeds minder aanbod (Kijk maar eens hoe weinig winkels er in De Aarhof zijn overgebleven) en jagen de huurprijs op. Uiteindelijk leidt dat tot minder bezoekers, en, als die ketens vervolgens weer vertrekken, of failliet gaan, tot leegstand.
Dát is een probleem, beste AD journalisten, dat zich, hoe vaak en graag banken, reclame- en adviesbureaus dat ook claimen, absoluut niet laat oplossen via simpele oplossingen als bij elkaar kruipen, koffiecorners of evenementen.

Toeters en Bellen?
Terecht wordt erop gewezen dat Boekhandel Haasbeek Centrum aantrekkelijker is geworden door de ‘inwoning’ van Barista. Toch twee kanttekeningen: Die boekhandel is aanmerkelijk vergroot na verhuizing uit de “pijpenla” in de Van Mandersloostraat. En het had zéker niet gewerkt als niet BEIDE formules aan de top van hun branche zouden staan.
Natuurlijk is de aanpak van bakker Co van Daalen succesvol, maar nóch de inrichting van zijn winkels, noch de opleiding van zijn verkoopsters, had hem aan omzet geholpen als zijn brood niet zou voldoen aan het kwaliteitsniveau dat hij suggereert. Tenslotte lijkt het klassieke interieur van banketbakker Stevers geen enkel beletsel te vormen voor hun zelfs regionale bekendheid. Een naam die ik, naast Stevers, in dit rijtje mis is de gloednieuwe kookwinkel van Woerdman, die, juist omdat de winkel is uitgebreid, eindelijk in staat is de Alphenaren nou eens te tonen wat hij al die jaren al aan kwaliteitsspullen verkocht. En waar nu eindelijk ruimte is om al die apparaten door vakkundige koks te laten demonstreren. Kijken, Ruiken, Proeven: BELEVING! Trouwens, die hele Julianastraat is zo langzamerhand vol gegroeid met lokale speciaalzaken, naast veel horeca. En dan praat ik nog niet eens over het ondernemersexperiment City Bazaar! Het is alleen zo jammer dat de helft van die straat wordt geblindeerd door de vestiging van Hoogvliet.
Nou kun je van alles en nog wat aan acties verzinnen, maar simpelweg effectief met elkaar samenwerken, elkaars aanbod in de eigen winkel gaan promoten, zou de winkeliers in deze straat meer helpen dat welke reclamecampagne dan ook. Tja, onder reclamemakers ben ik niet zo populair natuurlijk, met dit soort uitspraken. Toch ben ik niet tegen ‘toeters en bellen’, tegen “roering” in en rond de winkel, waarmee ik natuurlijk ook in het warenhuis ben opgevoed. Maar klanten aantrekken heeft alleen maar zin als het ‘door de weekse aanbod’ dusdanig is dat die klant daar blijft komen. Vanwege de kwalitatieve invulling van het centrum als geheel, en die van winkels en horecaondernemingen afzonderlijk.

Centrumwinkels
In grote dorpen als Boskoop en Bodegraven is het centrum óók een boodschappencentrum, maar een stadshart zoals in Gouda of Alphen moet juist GEEN boodschappencentrum zijn. Gouda is dat dan ook niet, maar Alphen, met, o.a., DRIE grote supermarkten in het centrum, is dat beslist wel. Je kunt dan ook het eeuwenoude stadscentrum van Gouda absoluut niet vergelijken met die van het dorpscentrum in Alphen aan den Rijn, en de problemen in beide centra dus ook niet.
In Gouda is het vooral een kwestie van teveel horeca in het centrum, en teveel winkels, en vooral landelijke ketens, verspreid over een paar lange aanloopstraten naar dat centrum. Vandaar dat ik buitengewoon verrast werd door een initiatief om dat winkelgebied nóg verder op te rekken tot aan het station. Gelukkig ging dat niet door. Op zich is ook de ontwikkeling van het grootschalige winkelgebied Goudse Poort geen slechte ontwikkeling, maar het is wel merkwaardig dat die ontwikkeling niet leidde tot effectieve maatregelen in de Goudse binnenstad. En dan gaat Gouda ook nog een groot wijkwinkelcentrum (Bloemendaal) ontwikkelen alsof er in en rond die stad honderdduizenden potentiële klanten wonen. Tja, en dan staat er maar een paar kilometer verder, in Waddinxveen, ook zo een……
In Alphen aan den Rijn speelt het ‘vlees noch vis’ verhaal een belangrijke rol. Daar wil het ‘Stadshart’ haar inwoners een ‘winkelervaring’ bieden, maar tegelijkertijd hét boodschappencentrum voor de centrumbewoners blijven. Als gevolg staan er wel DRIE supermarkten die, zogenaamd, klanten trekken voor de andere winkeliers, maar dat in de praktijk natuurlijk niet doen. Want wie gaat er nu, aansluitend aan een bezoek aan Hoogvliet of Albert Heijn, rustig modezaken aflopen, koffie drinken, of een lunch verorberen? Nee, Stadshart willen zijn, maar Dorpshart blijven, dát is slecht detailhandelsbeleid over een lange periode. Anders dan in Gouda, maar net zo verkeerd. “Middle of the Road” is de dood voor elk winkelcentrum

Winkelcentra
Hoewel winkeliersverenigingen het tegendeel beweren, zijn er functioneel GROTE verschillen tussen de diverse types winkelcentra. Dat zou moeten leiden tot een sterk afwijkend aanbod, en een heel andere ‘beleving’ door de beoogde consument, maar de praktijk is dat alles op elkaar lijkt. En dat heeft met name ernstige gevolgen voor de aantrekkelijkheid van de Stadscentra van onze kleinere en middelgrote steden, dé zorgenkinderen in de retailsector! Dit zijn die types centra:

1. De centra van onze grote steden.
Deze staan in feite op zichzelf. Doordat hun primaire functiegebied al vele honderdduizenden klanten betreft, bieden ze ruimte aan een grote hoeveelheid winkels. Natuurlijk zitten daar ook ‘de ketens’ bij, maar die kunnen hier geen stempel op drukken omdat het totale aantal zo groot is. De praktijk is dat het secundaire functiegebied hele regio’s omvat, waarbij de klanten een bezoek aan dat stadscentrum als het ultieme winkelen ervaren.
2. De centra van onze middelgrote en kleine steden
Deze zijn gewoonlijk vanaf de negentiende eeuw ontwikkeld uit de oorspronkelijke dorps- of stadskern. Doordat er steeds nieuwe wijken aan die kern werden toegevoegd, woonde een slinkend deel van de totale bevolking in het centrum. Als gevolg verdwenen hier de ‘boodschappenwinkels’ die we terugvonden in wat toen de ‘aanloopstraten’ heetten, en uiteindelijk, geclusterd, in wijk- en buurtcentra. In Alphen aan den Rijn is gemakkelijk te zien dat deze functionele verdeling in winkelgebieden nog maar kort geleden op gang is gekomen, de belangrijkste reden waarom het Stadshart is opgebouwd door aan het bestaande dorpscentrum steeds meer winkels toe te voegen. En waarom ook de wijk Kerk en Zanen, met meer dan 15.000 inwoners, het moet doen met niet meer dan een buurtwinkelcentrum!
In Gouda zien we die ontwikkeling naar recreatief winkelen in het centrum wel, maar hier komt de concurrentie voor het eeuwenoude Stadshart vanuit de omliggende winkelcentra die qua aanbod vér uitgaan boven wat hun logische functie zou moeten zijn.
 3. De wijk-, buurt en dorpscentra
Deze zouden in feite de hele behoefte aan dagelijkse gebruiks- en verbruiksartikelen moeten dekken, terwijl in het Stadscentrum alles is gericht op ‘recreatief winkelen’. In Alphen is dit absoluut niet het geval, en concurreert alles met iedereen om de gunst van de klant. Een klant die, mede daarom, ons Stadshart steeds vaker gewoon links laat liggen, en winkelt in omliggende stadscentra die zich wél hoofdzakelijk op dat recreatieve winkelen richten. In het dichtbevolkte Westen natuurlijk geen groot probleem.
In Gouda functioneert het nieuwe wijkcentrum in feite als ‘dorpscentrum’ voor de omliggende wijk, zodat Gouda-Noord grotendeels wegvalt als ‘klant’ van de Goudse binnenstad! Hoe stom kun je als beleidsmaker, én politicus, zijn!
4. De buurtwinkel
De dorps- of buurtwinkel kun je zien als aanvullende Retail voorziening, als mini-winkelcentrum. Zeker in een vergrijzende maatschappij, waarin ouderen volop moeten blijven ‘participeren’, een aanvulling die alleen maar in belang toeneemt.
 5. De perifere winkelcentra
Dit soort winkelcentra, waarbij ik niet de ‘Shopping Malls’ betrek (die, zie Oberhausen of Wijnechem, in feite Stadshart vervangende winkelcentra zijn) bieden ruimte voor detailhandelsvormen die op belangrijke, maar infrequente, aankopen zijn gericht. Er komen klanten uit een straal van 100 km of meer die hun keus willen maken uit een assortiment dat in de thuissituatie niet beschikbaar is. Het soort winkelcentra die we allang kennen als ‘Meubelpleinen’, ‘Autoplaza’s’, Factory Outlet Centre’s (Bataviastad), als vrijstaande giganten als Hornbach of IKEA, maar ook als cluster van gespecialiseerde beleveniswinkels zoals ‘Vrijbuiter’ op de ‘Goudse Poort’. Als het goed is hebben dorps-, buurt-, wijk- en stadscentra hier niet veel last van, deels omdat ze voor de meeste klanten te ver weg liggen, deels omdat het producten betreft die allang niet meer binnen die centra te koop zijn.

Nieuwe concepten
Al in 2012 lanceerde ik het concept van ‘De Nieuwe Winkelier’ op http://www.bricksenclicks.me. Die Nieuwe Winkelier ziet in dat hij zijn assortiment veel te ver van de oorspronkelijke opzet uitgebreid heeft. Daardoor zijn wel de kosten naar rato van het aantal artikelen (Stock Keeping Units, SKU’s) gestegen, terwijl de opbrengsten achterblijven. Het leidt, ook bij de klant, tot ‘branchevervaging’ en verwarring. Wáár kan de klant voor een specifieke aankoop nog terecht? Alle winkels lijken op elkaar, in assortiment én in prijsstelling. De ‘gesel’ van “best practices”, overdreven marktonderzoek en “Benchmarking” hebben de zelfstandige specialist het centrum uitgejaagd, terwijl winkels én winkelcentra tegelijkertijd steeds meer op elkaar zijn gaan lijken. Intussen zijn ‘de ketens’ gaan uitbreiden naar wijk- en dorpscentra. Als gevolg ervaart de consument een Stadshart in een kleinere stad als Alphen of Gouda niet als ánders dan het eigen dorps- of wijkcentrum (Tenslotte hebben ook Bodegraven en Boskoop een HEMA), en die consument zoekt dat verschil dan maar ergens anders.
De Nieuwe Winkelier heeft het grootste deel van zijn, toch al ferm uitgedund, assortiment via de volledig geïntegreerde webshop beschikbaar. Hij heeft dus veel minder ruimte nodig, werkt met weinig personeel of zonder personeel, en is dus om allerlei reden genoodzaakt met zijn collega’s samen te werken. Geen ‘shop-in-the-shop’, geen ‘pop-up’, maar een gezamenlijke winkel voor drie of vier zelfstandige winkeliers. Dat leidt niet alleen tot een totaal nieuw business model, maar ook tot een heel compact Stadshart. En tot een dynamische winkelomgeving voor de klant die in allerlei overzichtelijke, vaak super gespecialiseerde winkeltjes in diverse prijsklassen terecht kan. Een winkelomgeving waarin steeds wisselende marktkramen (de weekmarkt is inmiddels Voltooid Verleden Tijd) de dynamiek nog verhogen. Winkeltjes die ook nog eens om de haverklap het in de winkel getoonde assortiment aanpassen. Winkeltjes die de macht van ‘de ketens’ zullen breken, tenzij ook deze hún business model aangrijpend aanpassen.
Voor Alphen en Gouda komt het erop neer dat het Stadshart over 25 jaar hoogstens een omvang van een 100 meter radius (30.000 m2, inclusief openbare ruimte, etc.) zal hebben. Mét horeca en diensten maar, uiteraard, zonder supermarkt!
Grote winkels vinden we alleen nog maar buiten dat Stadshart.
Deze situatie betekent relatief meer parkeerruimte in dat Stadshart, en veel meer leuke, en vaak heel gespecialiseerde, winkels op een kleiner oppervlakte dat dan wel voor alle inwoners ‘the place to be’ zal zijn. Elektronica (Smartphone) lost het probleem van het parkeren op, omdat elke aankoop met elektronische betaling (chartaal geld is inmiddels historie geworden) aftrek van parkeerkosten oplevert. Wat niet in de winkel voorradig is, wordt óf nog dezelfde dag bezorgd (gezamenlijke bezorgdienst) óf (door winkelier of klant) online elders besteld. Tot diep in de wijken staan combinaties van buurtwinkels en afhaalpunten (systeem Primera-plus) om de toenemende vergrijzing op te kunnen vangen, waar ook overheid, culturele voorzieningen (bibliotheek, o.a.), gezondheidszorg, onderwijs-, sport- en welzijnsvoorzieningen zijn gevestigd. Met horeca, uiteraard.
Maar het compacte Centrum winkelgebied blijft het kloppende hart van de stad: Het Nieuwe Stadshart!

Ik hoop het (deels) nog mee te maken.

Gezellig samen enquêteren

6 jan

Koopzondag
Om te beginnen wil ik, voor de duidelijkheid, stellen niet vóór of tegen een koopzondag te zijn. Of dat er nou 12, 18 of 52 zijn, maakt principieel ook niet veel uit, natuurlijk. Wat wel duidelijk is dat er in onze grote gemeente meerdere types winkelcentra zijn, die elk, voor de omwonenden, een geheel andere functie hebben. Als professional zie ik niet in hoe een koopzondag enige zin zou hebben buiten het Stadshart van Alphen aan den Rijn.
Maar ja, wat de meerderheid in de raad hierover besluit is me om het even, mits er voldoende rekening wordt gehouden met de wensen van de minderheid.

Fascinatie
Eerlijk gezegd begrijp ik die fascinatie bij leken voor enquêtes wel. Want wat is er nou mooier dan besluiten nemen op basis van wat de betrokkenen zelf willen? Dan vraag je het hen dus gewoon! Dus besloten de meeste partijen in onze gemeenteraad dat zo’n enquête nodig was voor ze zouden beslissen over de drie opties over de koopzondag die wethouder Van As hen had voorgelegd. En meer dan dat! Want, op de kleintjes lettend, gaan onze politici niet alleen zelf de vragenlijst opstellen, maar ook nog eens persoonlijk de enquêtes uitvoeren! Tja, voor de apparatsjiks van de VVD telt de mening van de burger niet, die regeren rechtstreeks vanuit het partijprogramma, en doen niet mee, en ook de PvdA lijkt altijd allang te weten wat de burger wil, zoals uit de recente verkiezingsresultaten blijkt. Tja, en Wil Verschuur doet ook niet mee, want wie weet wil die Alphenaar wel iets anders dan Wil en haar vrienden (=kiezers) voor ogen staat.
Tja, er zullen nu ook binnen de fractie van “mijn” Nieuw Elan wenkbrauwen gefronst worden, maar, beste lezers, die enquête is gewoon flauwekul.
Moet wel flauwekul zijn, en waarom?

Professioneel
Alweer jaren geleden heb ik voor de Vereniging van Marktonderzoekers de examens afgenomen voor gecertificeerde enquêteurs. Een schriftelijk examen over alle mogelijke dingen die rond het afnemen van enquêtes een rol spelen, gevolgd door een mondeling examen waarin de kandidaten ons een enquête moesten afnemen. Een enquête die, uiteraard, door professionele marktonderzoekers was opgesteld rond een geschikt onderwerp.
Maar onze politici lijken het zonder ook maar een spoor van certificering allemaal zelf te kunnen, en zullen dan ook onherroepelijk in de bekende fouten vallen:
• De onderzoeksvraag, de kern van wat je wilt weten, moet heel goed worden onderzocht en verwoord, omdat dit het uitgangspunt is voor de analyse van de antwoorden, en het trekken van de conclusies naderhand.
• De vragen dienen objectief te zijn opgesteld, in voor alle betrokkenen duidelijke taal, gericht te zijn op de leefwereld van de verschillende respondenten, terwijl ze in geen enkele richting sturend mogen zijn met betrekking tot bepaalde antwoorden.
• De vragen dienen, zowel voor het bedrijfsleven, als voor de ‘burger’, gericht te worden aan volkomen willekeurige bezoekers van alle winkelgebieden in onze gemeente (en dát zijn er nog wel een paar), in vaktaal: Ad Random. Dát alleen al vereist de nodige studie, zoals gecertificeerde enquêteurs maar al te goed weten.
• Het moet zonneklaar zijn dat naar de wensen van de geënquêteerden wordt gevraagd met betrekking tot het winkelcentrum waarin ze zich bevinden, en/of met betrekking tot het Alphense Stadshart, en/of, gewoon voor het principe, in het algemeen! Hetzelfde geldt voor de winkeliers, waarbij de enquête natuurlijk onderscheid moet maken tussen winkels voor dagelijkse aankopen, voor winkels die meer gericht zijn op de shoppers, en voor winkels voor incidentele aankopen (zoals, jawel, ook autoshowrooms). Dat de groep horeca apart moet worden gehouden, lijkt me nogal duidelijk. En hoe zit dat met maatschappelijke organisaties, of de gemeente zelf?
• Omdat respondenten van nature de neiging hebben de gestelde vragen zo te beantwoorden dat de enquêteur daar blij mee is (pleasing), is het belangrijk dat respondent en enquêteur elkaar, en elkaars standpunten, niet kennen. Wat er gebeurt als bekende politici hen bekende Alphenaren gaan bevragen, laat zich raden. Het ‘pleasen’ zal overigens zowel positief als negatief uitwerken in de antwoorden.
• De gekozen methode van vraagstelling moet vooraf zijn vastgelegd. Eerst de vragen schriftelijk stellen -zoals aan de VOA-(retail)leden- en bij te weinig response (daar kun je op wachten, bij die doelgroep) alsnog mondeling enquêteren, is een kunstfout. Dus ik zou deze ‘enquêteurs’ willen aanraden ook die winkeliers en horecamensen, gewoon ad random (elke vierde of vijfde winkel of elke derde horecaonderneming) mondeling te ondervragen om dit probleem te omzeilen.
• De enquêteurs moeten zich, hoe snel er ook weer verkiezingen aankomen, concentreren op de vragen, en ALLEEN op de vragen. Beslist een tantaluskwelling!
• Uiteindelijk moeten de gegeven antwoorden geïnterpreteerd worden, en de eerste vraag die zich dan aandient is of die antwoorden eigenlijk wel representatief zijn voor de hele onderzoekspopulatie, zoals dat nu eenmaal heet. Anders kun je de uitkomsten nooit generaliseren naar de hele bevolking! Daarvoor moeten er een aantal vragen worden gesteld die specifiek hiermee te maken hebben. Niet representatief=Nutteloos!
• Uiteindelijk moeten er, na een deugdelijke statistische analyse, conclusies worden getrokken, voor elk van de onderzochte deelpopulaties, zodat duidelijk is waarop de gemeenteraad eigenlijk beslist. Het ligt overigens nogal voor de hand dat de hele onderzoeksrapportage, met de data, voor ‘De Alphenaar’ beschikbaar komt.

Raadsleden besluiteloos?
Alweer jaren geleden durfden de gemeenteraadsleden van Tilburg niet zelf, op basis van hun politieke legitimiteit, te beslissen over de komst van een ‘Megamall’ die ze eigenlijk allemaal graag wilden. Ze hebben toen gemeend dat aan hun kiezers over te moeten laten in een referendum. Tja, en op de vraag of ze zo’n Megamall wilden, antwoordde natuurlijk het gros ‘JA’. Op een tweede vraag, namelijk, accepteert U daarmee de teloorgang van het Tilburgse stadscentrum, en de centra van de omliggende wijken en dorpen, zou anders zijn geantwoord, maar zo’n vraag werd natuurlijk niet gesteld. Gelukkig had de actie die een aantal professionals, waaronder ik (docent Retailmarketing in Den Bosch), voerde op het provinciehuis, tot gevolg dat de Provinciale Staten het Tilburgse voornemen veroordeelden.
Hier speelt hetzelfde. Natuurlijk wil het gros van de Alphenaren zo’n koopzondag, maar accepteren ze daarmee ook de gevolgen? En welke? Dus heeft die enquête geen zin (de VOA Retailcommissie heeft haar standpunt immers al bepaald, al hebben ze ook daar geen idee van de gevolgen), en is die hele enquête vooral een poging later geen politieke schade van die gevolgen te ondervinden. ‘De Alphenaar’ wilde het immers zo?
Net als in Tilburg ontlopen onze volksvertegenwoordigers in de Gemeenteraad hiermee hun eigen politieke verantwoordelijkheid, zouden ze hun tijd beter aan zinniger taken kunnen besteden, en een professioneel marktonderzoeksbureau moeten vragen onderzoek te doen naar de consequenties van elk van de drie keuzes. Of gewoon, op basis van hun kennis binnen hun eigen netwerk, de durf hebben dat te doen waarvoor we raadsleden betalen: VOOR of TEGEN elk van die alternatieven te stemmen.

Tja, ik zie al fronsende wenkbrouwen…..